Ik zei mijn naam en toen stokte mijn stem, ik brak….”Rustig maar”, zei de andere kant.

Het was het eerste contact met het ziekenhuis. Drie maanden daarvoor was Jur vanaf dat ziekenhuis met gillende sirene naar het Sophia overgebracht.
Toen ik weer een beetje hersteld was, zei ik: “ Wat bijzonder dat jullie allemaal op Jur’s uitvaart waren”.
“Dat komt omdat jullie bijzonder waren”, vertelde de andere kant, “de manier hoe jullie met Jur omgingen, heel de situatie. De manier waarop jullie kwamen inchecken, net of jullie een vakantie hadden geboekt.”
Heel wat dagen en nachten hebben we in dit ziekenhuis doorgebracht. De spoedopnames waren slopend, de geplande – vreemd genoeg – redelijk ontspannen.
Tafeltennissen, private dining op de kamer, school in het ziekenhuis (fijn mam!), goocheltrucjes voor de verpleging.
Terug naar het telefoongesprek. “Niet iedereen was bij Jurs uitvaart”, zei de stem, “Ik was er niet. Ik kon het niet, want ons is hetzelfde overkomen”.
Zij was de eerste moeder die ik sprak die hetzelfde was overkomen. Ook hun tiener hadden ze ondanks een goede prognose moeten laten gaan. Ik bestookte haar met allerlei vragen.
Die lieve lotgenoot heb ik daarna nooit meer gesproken, hoewel ze dat wel had aangeboden.
Praten over mijn gevoel was vooral het eerste jaar lastig, bij praten over Jur of mijn gevoel kwamen altijd heel veel tranen.
Achteraf had ik daar wel met iemand over willen praten.
Hoe zorgen we goed voor onze dochter?
Ook wanneer het weer tijd zou zijn te gaan werken. Komt mijn concentratie ooit terug?
Wat doe wanneer je je in een kamer vol mensen je zo alleen voelt?
Hoe worden manlief en ik weer dat team?
Wanneer zou ik Jur weer ‘gezond’ zien in mijn gedachten en niet meer zoals op de IC?
Blijf ik zijn stem onthouden?
Dat had ik wel willen vragen in de eerste jaren.
Wat zou jij aan een lotgenoot willen vragen? Waar loop jij tegenaan?
Wil jij een traject volgen bij een lotgenoot met een opleiding in coaching & rouw? Dat kan, stuur me dan een berichtje .
Liefs,
Jeannette
Geef een reactie